Extra investering van 16 miljoen voor vernieuwing sneltram
De vernieuwing van de sneltram tussen Utrecht, Nieuwegein en IJsselstein vergt een extra investering van 16 miljoen euro, wat leidt tot jaarlijkse afschrijvingslasten van 0,53 miljoen. Tot die conclusie komt de provincie Utrecht nadat ze het oorspronkelijke krediet van 141 miljoen euro opnieuw onder de loep heeft genomen.
Tijdens de zomermaanden van 2020 wordt de trambaan in IJsselstein en Nieuwegein-Zuid vernieuwd. Bovendien worden dan alle haltes van de sneltrein aangepast aan de komst van nieuwe lagevloertrams. Als die vernieuwing gereed is, wordt de tram aangesloten op de Uithoflijn, waardoor er één geïntegreerd tramsysteem van IJsselstein tot de Uithof ontstaat.
Afgelopen mei meldden Gedeputeerde Staten aan Provinciale Staten dat er onvoorziene meerkosten bij de renovatie werden voorzien. De redenen waren dat de marktsituatie voor spoorwerk veranderd is en dat extra geld nodig was voor risicoreservering, nacht- en weekendwerk en nieuwe halteconstructies. Die meerkosten werden toen geraamd op 15 tot 20 miljoen euro. Sindsdien is het definitief ontwerp vastgesteld en is gekeken waar nog bespaard zou kunnen worden. Op basis daarvan vragen Gedeputeerde Staten nu aan Provinciale Staten 16 miljoen euro extra.
Verdere besparingen waren op zich mogelijk, bijvoorbeeld door het vervangend busvervoer tijdens de renovatie te beperken. Ook waren technische aanpassingen mogelijk. Maar Gedeputeerde Staten kiezen daar niet voor, omdat de aanpassingen afdoen aan de kwaliteit en toegankelijkheid van het tramvervoer.
Tijdens de zomermaanden van 2020 wordt de trambaan in IJsselstein en Nieuwegein-Zuid vernieuwd. Bovendien worden dan alle haltes van de sneltrein aangepast aan de komst van nieuwe lagevloertrams. Als die vernieuwing gereed is, wordt de tram aangesloten op de Uithoflijn, waardoor er één geïntegreerd tramsysteem van IJsselstein tot de Uithof ontstaat.
Afgelopen mei meldden Gedeputeerde Staten aan Provinciale Staten dat er onvoorziene meerkosten bij de renovatie werden voorzien. De redenen waren dat de marktsituatie voor spoorwerk veranderd is en dat extra geld nodig was voor risicoreservering, nacht- en weekendwerk en nieuwe halteconstructies. Die meerkosten werden toen geraamd op 15 tot 20 miljoen euro. Sindsdien is het definitief ontwerp vastgesteld en is gekeken waar nog bespaard zou kunnen worden. Op basis daarvan vragen Gedeputeerde Staten nu aan Provinciale Staten 16 miljoen euro extra.
Verdere besparingen waren op zich mogelijk, bijvoorbeeld door het vervangend busvervoer tijdens de renovatie te beperken. Ook waren technische aanpassingen mogelijk. Maar Gedeputeerde Staten kiezen daar niet voor, omdat de aanpassingen afdoen aan de kwaliteit en toegankelijkheid van het tramvervoer.
Geen opmerkingen: