Kameel overgedragen aan Spoorwegmuseum
Op dinsdag 4 juni maakte de Kameel zijn laatste rit in dienst van NS. Sinds 1954 reed De Kameel rond als directie- en inspectierijtuig. Het rijtuig is bekend om zijn bijzondere uiterlijk. Aan de voor- en achterkant van de trein zit een machinistencabine op het dak. Reizigers kunnen onderin genieten van een uitzicht dat in de meeste treinen alleen is voorbehouden aan machinisten. De twee bulten op het dak zorgen voor de bijnaam ‘Kameel’. De Kameel komt op 4 juni om 16.18 uur in het Spoorwegmuseum aan waar hij feestelijk onthaald wordt.
De Kameel is in 1954 speciaal gebouwd als inspectierijtuig voor de directie van NS. Zo kon de directie destijds de herstelwerkzaamheden van het spoor tijdens de wederopbouwperiode controleren. Aan de voor- en achterkant, op de plek waar normaal de machinist zit, zijn twee vergaderruimtes voor elk 14 personen. In het rijtuig is ook een keuken en een werkkamer met telefoon. Voor de machinist is aan beide kanten achter de vergadersalon een verhoogde cabine. Door de dakkoepels (de bulten) heeft hij goed zicht op het spoor.
Op 31 mei 1954 werd het rijtuig afgeleverd door de Rotterdamse treinenbouwer Allan. De NS 20 - zoals de Kameel officieel heet - is technisch afgeleid van de Blauwe Engelen, de dieseltreinen die de stoomtreinen vervingen op de regionale lijnen. Het rijtuig beschikt niet over koppelingen, waardoor het niet met ander materieel te combineren is. Alleen met een koppelboom, die aan een oog voor op de kop bevestigd kan worden, kan het rijtuig aan een andere trein gekoppeld worden om te worden gesleept.
Het rijtuig is naar Tilburg gegaan voor de technische revisie en is nieuwe apparatuur voor de keuken ingebouwd. Medio 2008 werd de Kameel door NS weer gebruikt als directierijtuig. De trein was al zeer regelmatig te zien in het Spoorwegmuseum, maar wordt nu officieel aan het museum overgedragen.
De Kameel is in 1954 speciaal gebouwd als inspectierijtuig voor de directie van NS. Zo kon de directie destijds de herstelwerkzaamheden van het spoor tijdens de wederopbouwperiode controleren. Aan de voor- en achterkant, op de plek waar normaal de machinist zit, zijn twee vergaderruimtes voor elk 14 personen. In het rijtuig is ook een keuken en een werkkamer met telefoon. Voor de machinist is aan beide kanten achter de vergadersalon een verhoogde cabine. Door de dakkoepels (de bulten) heeft hij goed zicht op het spoor.
Op 31 mei 1954 werd het rijtuig afgeleverd door de Rotterdamse treinenbouwer Allan. De NS 20 - zoals de Kameel officieel heet - is technisch afgeleid van de Blauwe Engelen, de dieseltreinen die de stoomtreinen vervingen op de regionale lijnen. Het rijtuig beschikt niet over koppelingen, waardoor het niet met ander materieel te combineren is. Alleen met een koppelboom, die aan een oog voor op de kop bevestigd kan worden, kan het rijtuig aan een andere trein gekoppeld worden om te worden gesleept.
Het rijtuig is naar Tilburg gegaan voor de technische revisie en is nieuwe apparatuur voor de keuken ingebouwd. Medio 2008 werd de Kameel door NS weer gebruikt als directierijtuig. De trein was al zeer regelmatig te zien in het Spoorwegmuseum, maar wordt nu officieel aan het museum overgedragen.
Geen opmerkingen: